Het sublieme, stormgoden en ongewenste gasten
- Rianne Denissen
- 16 jun 2023
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 16 sep 2023
Een paar keer per maand dringt zich een paniek aan me op als een ongewenste gast. Je kent de naam van de persoon aan de deur, jullie zijn zelfs oude bekenden, maar je wilt hem onder geen enkele voorwaarde naar binnen laten. Je weet dat hij een zooitje van de woonkamer gaat maken. Dat hij zijn jas in een hoek van de kamer zal gooien en zo met zijn met modder besmeurde laarzen door de kamer zal stampen. Woest zwaaiend met zijn armen. Orerend over dingen waar hij geen verstand van heeft. De gast blijft altijd langer dan je zou willen en het is zinloos hem te vragen te vertrekken. Slechts heel af en toe geeft hij gehoor aan je verzoek. Dan staat hij zo op en loopt zonder om te kijken de deur uit. Toch best een aardige vent, denk je dan. Maar meestal verloopt het niet zo soepel. Meestal vertrekt de gast alleen wanneer hij dat wil. Daarom kun je hem maar beter naar binnen laten voordat hij zelf door het raam naar binnen klautert en de gevolgen niet te overzien zijn.
Nog een flits. Dit keer tot in mān grote tenen. De flitsen voelen als een elektrische lading die mijn lichaam op spanning zet. Ik kan mijn gezicht nog net in de plooi houden zodat anderen niet zien wat er aan de hand is. Dat denk ik althans, waarschijnlijk interesseert niemand zich voor de plooien in mijn gezicht. Eindelijk hebben mijn handen de oortjes gevonden. Ik vis ze uit de tas en prop ze in mijn oren. Er zijn maar een paar dingen die op deze momenten helpen. Muziek is er ƩƩn van. Ik zoek naar het album Miin Triuwa van Under The Surface, een Nederlandse jazzfolkband. Afgelopen winter zag ik het trio voor het eerst in de Oosterpoort in Groningen. Die avond kreeg iets in mān binnenste zijn oorspronkelijke kleur terug. Zoals er bij de restauratie van een schilderij onverwacht een compleet nieuw kunstwerk onder de oppervlakte vandaan wordt getoverd, zo zag ik die avond een kleur die ik nog nooit eerder had gezien maar waarvan ik gelijk begreep dat het er altijd had gezeten. De muziek voelde vertrouwd, ook al had ik het nog nooit eerder gehoord. De band zong in het Oudnederlands, een taal waarvan niemand echt weet hoe je het moet uitspreken. En toch doen ze het. Oneindig mooi. En hoe onvoorstelbaar het misschien ook klinkt, het leek alsof ik wist waarover ze zongen. Sinds die avond luister ik als het even kan naar Miin Triuwa zodra ik de oude bekende op de deur hoor bonzen. Om me te herinneren aan dat schilderij, de verborgen kleur en de rust die ik toen voelde.
De muziek voelde vertrouwd, ook al had ik het nog nooit eerder gehoord.
De muziek dreunt in mān oren en langzaam maar zeker dooft het onrustige gevoel in mān handen en voeten als een kaars die wordt uitgeblazen. Ik kijk uit het raampje links van me en probeer in het donker iets van een kustlijn te herkennen. Ik kan geen enkele vorm of kleur onderscheiden en wil me weer concentreren op de muziek als ik in de verte iets zie oplichten. Op honderden kilometers afstand heeft zich een enorme storm gevormd. Achter de grote wolken flitsen de bliksemschichten alle kanten op. Ze vertakken zich als een rivier die zijn weg door het landschap zoekt. Het licht kleurt de gigantische wolken lichtpaars en dieporanje. Het is een machtige storm, zo eentje waarover de David Attenboroughās van de wereld mysterieuze verhalen vertellen. Ik krijg het gevoel alsof ik naar iets zit te kijken wat ik eigenlijk helemaal niet mag zien. Of iets waar ik niet te lang naar mag kijken. Maar wegkijken kan ik niet. De storm is zo overweldigend mooi dat ik alles om me heen vergeet. Iedere keer als de lichtflitsen zich laten zien, hebben de wolken een andere plaats ingenomen. Ze trekken langzaam van links naar rechts. Het lijkt alsof andere wolken zich om de lichtflitsen heen proberen te verzamelen en ze hetgeen dat zich daar afspeelt willen verbergen voor ongewenste pottenkijkers zoals ik. Ik zit op het puntje van mān stoel en kijk vol verwachting naar buiten. Ongeacht of de wolken me een pottenkijker vinden of niet, ik kan mijn ogen niet afwenden. De storm wordt nu met de minuut heftiger en de lichtflitsen volgen elkaar steeds sneller op. De oranje en paarse tinten vormen een harmonieus geheel en vloeien in elkaar over als een mislukte vlaflip.
Ik krijg het gevoel alsof ik naar iets zit te kijken wat ik eigenlijk helemaal niet mag zien.
Op het moment dat de muziek op zijn hoogtepunt komt lijkt de storm als een ware jazz virtuoos aan te voelen wat er voor nodig is om het dramatische karakter vast te houden en het publiek in zijn greep te houden. Alsof ik een blik werp in de werkplaats van een krachtige stormgod flitsen de lichten nu werkelijk alle kanten op. De oranje en paarse tinten hebben plaats gemaakt voor een nieuwe kleur waarvan ik de naam niet ken. Dan zwakt de storm ineens af en wordt alles pikdonker. Heeft de stormgod de stekker uit het stopcontact getrokken? Ik slaak een diepe zucht en zuig mijn longen vol met lucht. Onbewust heb ik de laatste minuten mijn adem ingehouden.
In de dagen die daarop volgen blijf ik aan de storm denken. Ik kan het maar niet loslaten. Op de vierde dag na de storm herinner ik me opeens iets belangrijks. Tijdens het vak kunstfilosofie leerde ik over Edmund Burke en zijn kijk op kunst. De Ierse filosoof maakt een onderscheid tussen het āmooieā en het āsubliemeā. Als alle onderdelen van een ervaring in harmonie met elkaar samengaan, dan noemen we die ervaring āmooiā, zo stelt Burke. Maar het sublieme is iets heel anders. In het college werd het voorbeeld gegeven van een storm. Stel je maakt een heftige storm mee, tijdens deze storm voel je overweldigende emoties, misschien voel je zelfs angst of wanhoop. Je weet niet of je veilig bent en wat je moet doen. Maar nadat de storm is uitgeraasd voel je je goed. Er blijft niets over van de angst die je enkele minuten daarvoor nog voelde. Volgens Burke is dĆ”t het sublieme. Het goede gevoel dat je overhoudt na een overweldigende ervaring, het genoegen dat optreedt bij het verdwijnen van pijn.
Ik denk weer terug aan dat moment in het vliegtuig. Ik weet niet of het de muziek, de kleuren zonder naam, de werkplaats van de stormgod of het sublieme was wat ik voelde. Maar ik voelde iƩts, in alle vormen, kleuren, geuren en maten waar ik woorden voor heb. Er waren momenten in het vliegtuig waarop ik me afvroeg of de storm dichterbij zou komen en we in gevaar zouden zijn. Maar tegelijkertijd voelde ik me kalm. De natuur is niet kwaadaardig. Indrukwekkend en overweldigend, ja, dat altijd. Maar ik was er niet bang voor. Was de storm het sublieme gevoel? Was de storm het goede gevoel dat ik had gevoeld na de paniek? Of was het gevoel na de storm pas het sublieme? De overweldigende momenten waarin je oog in oog staat met een natuurfenomeen komen misschien maar paar keer per jaar voor. Misschien niet eens elk jaar. Ik zou willen dat ik dat gevoel kon vasthouden en het met anderen kon delen.
Maar nadat de storm is uitgeraasd voel je je goed. Er blijft niets over van de angst die je enkele minuten daarvoor nog voelde.
Zo drijven de dagdromen nog een tijdje verder, als overdrijvende wolken die langzaam hun vorm verliezen. Ik stel me voor dat ik mijn ongewenste gast nadat hij de deur is uitgelopen terugroep. Hij draait zich langzaam om en kijkt me onderzoekend aan. Ik vraag of hij misschien nog even bij me wil komen zitten. Ik ga voor hem uit de woonkamer in, zet de plaat van Under The Surface op en schuif de grote gordijnen in de woonkamer opzij. De gast komt voorzichtig de woonkamer binnen geschuifeld en gaat op de bank zitten. Ik ga naast hem zitten en pak zijn hand vast. Hij knijpt zachtjes in mān vingers. Samen kijken we met grote ogen naar buiten, waar we de enorme stormwolk zien verschijnen.



Opmerkingen