De coördinaten van het einde der tijden
- Rianne Denissen
- 16 feb
- 2 minuten om te lezen
‘Er zit niks anders op’
De woorden van de oude man galmen door de zaal. Hij zit aan het hoofd van een eindeloos lange vergadertafel en legt zijn handen voor zich neer.
Hij staart naar de grauwe huid voor zich. De paarse vlekken in het vlees baren hem zorgen. Zijn dit de resten van een fossiel?
De andere aanwezigen kijken zijn kant op. Net als bij hem hangt het vlees hen over de botten. Gescheurde vezels tekenen hun gezicht. Een handtekening van de zwaartekracht.
‘We zullen sorry moeten zeggen.’
De goorste letters uit het universum vallen uit zijn mond en stromen over de tafel naar de anderen. Als dikke, trage stroop vullen ze de ruimte.
De oude man ontwijkt de blikken van zijn collega’s. Vermoeidheid en walging hopen zich op in zijn strot. Een antwoord wacht hij niet af, hij pakt zijn spullen en verlaat zonder om te kijken de zaal.
De knapste koppen hadden hun hoofden er over gebogen, hun tanden luid geknarst. Ze hadden zo wanhopig lang op het probleem gekauwd, dat het nu naar niets meer smaakt.
‘Leg uw werk neer, ga naar huis en schrijf!’, zo luidt het laatste bevel. De boodschap rolt zich razendsnel uit over heel het land. Maar er heerst geen chaos. Geen brandende huizen of schreeuwende menigten. Geen achtergelaten kinderwagens en geen uitgelopen mascara. Niets van dat alles. De mensen leggen hun werk zwijgend neer, vertrekken naar huis met pen en papier onder de arm en schrijven een allerlaatste brief.
Ze schrijven over de koude ochtendwind die hun wangen rood laat gloeien. Over woeste stormen die sterker zijn dan zij. Ze schrijven gedichten over honderd verschillende soorten regen. Van zwaar water om in te zwemmen en zachte druppels om in te dansen. Ze beschrijven reusachtige libellen die als dubbeldekkers door de zomerlucht glijden. Ze halen herinneringen op, zwijmelen over die ene liefde in de winter, over natte stenen met kaneel. Ze vertrouwen het papier alles toe. Ze schrijven tot hun handen beginnen te bloeden. En na het stollen schrijven ze gewoon weer door.
Vanavond is onze taal voor het eerst geen handicap meer. Geen ontoereikend middel dat ons isoleert van onszelf en van de ander. Vanavond dragen we ons hart op onze tong en likken het grondig schoon. Vanavond is poëzie, voor het laatst, ieders eerste levensbehoefte.
En toch vergaat het niet iedereen zo. Sommigen schrijven niets. Ze houden het bij een simpel: ‘dankjewel’. Ze hoeven zich niet te verontschuldigen, voelen geen spijt of schuld. Ze laten zich niet verleiden tot de wrede krachten van de nostalgie.
Ze breken hun pennen in stukjes, sluipen op blote voeten het bos in en komen niet meer terug. Anderen verschuilen zich in hun moestuin en begraven hun gezicht in de gitzwarte aarde, tussen de kruisbessen en de wilde aardbeien, waar ze de radijsjes nog één keer van onderen bekijken.
De laatste minuten breken aan. Wat niet gezegd is, blijft voor altijd verzwegen.
Terwijl de schrijvers zich over hun troosteloze woorden buigen, rukt de aarde zich langzaam los. Ze hijst zich boven zichzelf uit, schudt het zand van zich af, scheurt rivieren in tweeën en breekt bergen open. De dood begint bij haar handen.
Ze tuurt naar binnen, ziet ons voor wie we zijn en lacht. Miljarden schitterende stukjes rottend fruit.



Opmerkingen