top of page
Zoeken

De socratische houding 2.0

  • Foto van schrijver: Rianne Denissen
    Rianne Denissen
  • 21 mrt 2021
  • 11 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 16 sep 2023

Het is elf uur ā€˜s ochtends. Ik zit op de bank bij mijn oma thuis. Zij zet koffie, ik probeer een smoes te verzinnen waarmee ik onder de zoveelste gevulde koek uit kan komen. We praten wat over de familie, hetgeen dat ons voornamelijk verbindt, het weer en, omdat het december is, over Sinterklaas. Als vanzelf loopt het gesprek uit op een oude bekende: de zwartepietendiscussie. Bij menig ander gesprekspartner had ik maar al te graag mijn visie op dit vraagstuk gegeven. Ongeacht of het iemand is die dezelfde visie deelt of iemand met een compleet andere kijk op de zaak. Een filosofen hart gaat nu eenmaal sneller kloppen van een stevig potje discussiĆ«ren.


Maar tot mijn eigen verbazing houd ik mij stil. Ik vraag haar slechts wat ze zo vervelend vindt aan de beruchte decemberdiscussie. Met een bedenkelijk gezicht zegt ze dat het Sinterklaasfeest een oude traditie is die in stand zou moeten worden gehouden; ā€˜We doen het toch altijd al zo?’ beantwoord ze mijn vraag ietwat verontwaardigd. Wederom maakt mijn filosofenhart een sprongetje en van binnen schreeuw ik uit: ā€˜Tradities zijn geen argument om niets te veranderen!ā€ Maar nog steeds houd ik mij stil. In gedachten verzonken. Haar visie en mijn visie met betrekking tot dit onderwerp lijken zich op twee uitersten van het debat te bevinden en ik ben benieuwd op welke punten we precies van elkaar verschillen. Zitten er onuitgesproken waarden verborgen achter het argument van mijn oma, waarden die bij haar hoger in het vaandel staan dan bij mij? Of wellicht andersom? Wat is volgens haar het belang van tradities en wat zijn voor haar redenen om juist deze traditie positief te beoordelen?


Al deze vragen voegen zich samen tot ƩƩn groot vraagteken die zich in een grote frons op mijn voorhoofd manifesteert. Maar nog voordat ik de kans krijg om ze ter tafel te leggen, heeft mijn oma het gesprek op subtiele wijze weten te draaien naar een wat luchtiger onderwerp: de verwelkte bloemen in haar tuin.


Onderweg naar huis blijft het knagen: waarom lukte het me niet om een goed gesprek te voeren over zo’n belangrijk onderwerp? Het was een uitgelezen kans om eens de oppervlakte achter ons te laten door de diepte in te duiken. Een kans om meer te weten te komen over mijn oma en haar zienswijzen op dergelijke maatschappelijke thema’s. Ik denk er lang over na. Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat voornamelijk angst me ervan weerhield om door te vragen. De angst om haar te kwetsen, de angst voor onbegrip en, simpelweg omdat een ā€˜stevig potje discussiĆ«ren’ niet in elke huiskamer als iets prettigs wordt ervaren.

Maar hier kan ik het niet bij laten zitten. Ik wil geloven dat het mogelijk is om met ieder mens een geslaagd gesprek te kunnen voeren. Een gesprek dat er toe doet, dat je bij blijft, zo’n gesprek dat zich nestelt in je hoofd, maanden of zelfs jarenlang. Een gesprek waar je van leert, misschien een die inspireert, ongeacht of het een groot existentieel vraagstuk, een maatschappelijk vraagstuk of een persoonlijk vraagstuk betreft (en voor de jackpot: een combinatie van deze drie).


Ik wil kundiger zijn in het stellen van de juiste vragen, op het juiste moment, aan de juiste persoon. Maar ook kundiger in het aanvoelen wanneer je moet spreken en wanneer je beter kan zwijgen. Een klus die ik niet tijdens het schrijven van een enkel artikel ga klaren, maar wel een waar ik me meer in wil verdiepen. Maar voordat ik zover ben, zal ik moeten beginnen bij het begin: de angsten die me in de weg leken te staan bij het gesprek met mijn oma. Waar komen ze vandaan en hoe ga ik met ze om?


De angst om te kwetsen

De angst om de ander te kwetsen is iets wat ons er vaak van weerhoudt om vragen te stellen en zo het gesprek meer betekenis te geven. Wellicht is het onderwerp erg beladen voor de ander en zijn er diepere, onderliggende redenen waarom je gesprekspartner een bepaalde stelling inneemt. Een goed voorbeeld van dit struikelblok is een gesprek wat ik een aantal weken geleden met mijn vader voerde. Aan het begin van de vaccinatie-fase tegen COVID-19 stelde ik hem de vraag of hij zich wilde laten inenten als de tijd daar was: ā€˜Absoluut niet!’ zei hij stellig. Hij zou zich met hand en tand verzetten als het hem toch zou worden opgelegd, zo luidde zijn antwoord.


Bij familie en vrienden, mensen die je goed kent en waar je veel mee spreekt, begrijpen we, vaak zonder moeite, waarom ze redeneren zoals ze redeneren. Over mijn vader weet ik maar al te goed dat hij een vrij negatief wereldbeeld heeft en zijn houding tegenover deze vaccinatiekwestie sluit hier naadloos op aan. Maar vaak ken je je gesprekspartner niet of niet goed genoeg om te weten wat er mogelijk achter een argument schuil gaat. Mijn oma is, ondanks dat we familie zijn, een groter vraagteken voor mij dan mijn vader. Bij haar weet ik niet goed wanneer ik een gevoelige snaar raak en omdat ik haar niet wil kwetsen, ben ik eerder geneigd om een vraag in te slikken. Daarmee ontzeg ik mezelf de kans op een verdiepend gesprek. En dit zijn slechts voorbeelden uit mijn eigen familie. In gesprek met een vreemde ontbreekt het ons simpelweg aan cruciale informatie over bijvoorbeeld diens verleden, karakter en gewoonten, informatie die ons helpt in te schatten of een vraag doeltreffend gaat zijn of tot een ravage zal leiden.


Onbegrip

Een ander struikelblok op de weg naar een gesprek met meer verdieping is de angst voor onbegrip. Wanneer je genoeg hebt van small-talk met bijvoorbeeld je oma, je buurman of een collega, dan probeer je de focus te verplaatsen naar onderliggende overtuigingen die ten grondslag liggen aan het gesprek. Wanneer je deze fundamentele concepten stap voor stap gaat analyseren, leer je in razendsnel tempo meer over jouw eigen en andermans opvattingen. Maar deze conceptuele analyse slaagt alleen wanneer je kritische vragen durft te stellen. Toch worden deze vragen vaak, ten onrechte, opgevat als persoonlijke kritiek. Het is niet altijd duidelijk voor de ander wat jouw intenties zijn en filosofische vragen worden maar al te vaak verwisseld met commentaar op iemands persoonlijke visie. Een mening lijkt maar al te vaak, onterecht, onlosmakelijk verbonden te zijn met iemands zelf beeld. Het doemscenario dat volgt heeft iets weg van een hobbesiaanse natuurtoestand. Zonder een gezamenlijk doel en zonder richtlijnen voor het gesprek raak je verstrikt in een verhitte discussie waarin het oorspronkelijke onderwerp niet meer ter discussie staat, maar de ander denkt dat zijn identiteit onder vuur ligt. ā€˜Kom je aan mijn mening, dan kom je aan mij!’ De defensieve reactie van de ander is niet vreemd: wanneer er geen duidelijkheid bestaat over het doel van het gesprek, wanneer er geen consensus is over dit doel of wanneer het voor de ander niet duidelijk is dat je geen oorlog wil voeren, dan kan je rekenen op vijandigheid en onbegrip. Het is cruciaal dat het voor de ander duidelijk is dat diens identiteit niet in twijfel wordt getrokken, maar dat de onderliggende concepten, waar we onze visies op bouwen, bevraagd worden.


Laten we het gezellig houden

Het achterhalen van jouw eigen en andermans onderliggende aannames en concepten, het bevragen van elkaars overtuigingen en uiteindelijk het durven herzien van jouw eigen, soms vastgeroeste, opvattingen; het is een leerzaam en soms ontwrichtend proces. Filosofen smullen ervan. Maar dit geldt lang niet voor iedereen. Een verdiepend gesprek gaat niet altijd over rozen en een discussie tussen mensen met verschillende opvattingen wordt helaas vaak ervaren als vervelend of ā€˜ongezellig’. En ook dit is niet vreemd. We begrijpen elkaar niet, we weten het doel van het gesprek niet, we twijfelen aan andermans intenties, we raken gekwetst en tot slot kiezen we liever de weg van de minste weerstand. Mijn oma koos voor deze weg. Ik koos voor deze weg. Het is de verwachting dat het gesprek zal falen, dat het ongezellig gaat worden, die er voor zorgt dat we er voor kiezen om onze vragen in te slikken. ā€˜Laten we het even gezellig houden he?’, betekent het einde van een potentieel leerzaam en waardevol gesprek.


Begrijp me niet verkeerd, ook ik wil vrede op aarde. Maar wanneer we alleen een discussie aan durven te gaan wanneer onze eigen visie bevestigt zal worden door de ander, een ā€˜gezellig’ gesprek, as you will, dan zullen we veel leerzame momenten mislopen. Ik ben zelf, vaak genoeg, de aanstichter geweest van een ongemakkelijke situatie tijdens het kerstdiner. Sommige onderwerpen zijn niet geschikt voor elke huiskamer. Een discussie over het bestaan van de vrije wil is zo’n onderwerp. Gewoon niet doen. Toch denk ik dat de kans op een onsuccesvol gesprek en hou me vast, een ONGEZELLIG gesprek, ons er niet van zou moeten weerhouden om het gesprek aan te gaan of door te vragen.


Tijd voor actie

Goed. Even op adem komen. Nu ik meer inzicht heb gekregen in de angsten die me tegen lijken te werken, kan ik beginnen met het zoeken naar praktische handvatten, inspirerende tips en ideeĆ«n om beter te worden in het stellen van vragen en het voortzetten van een gesprek. En wat doet een filosoof in nood? Die gaat naar Godert Walter. Om precies te zijn kwamen zij naar mij, op de fiets, met een boek onder de arm: ā€˜Socrates op sneakers’ van praktisch filosoof Elke Wiss. In dit boek neemt Wiss de kunst van het vragen stellen in een socratisch gesprek onder de loep en focust daarbij op de socratische houding.


Volgens Wiss kan de socratische houding uitkomst bieden wanneer je betere vragen wil leren stellen zodat je waardevolle en geslaagde gesprekken kan voeren. In het boek bespreekt ze belangrijke kernpunten van de socratische houding, zoals bijvoorbeeld: nieuwsgierigheid, verwondering, de wens tot diepgang, het stoppen met oordelen en de acceptatie van het niet-weten. Je zou kunnen stellen dat een socratische houding an sich een wenselijke houding is voor een filosoof en is het daarom reden genoeg om er mee te oefenen tijdens de studie. Toch is het actief toepassen en spelen met de verschillende facetten van deze houding, ook buiten de muren van de faculteit, een hele andere koek. Ik besloot daarom de meest verrassende, en voor mij, nieuwe aspecten van de socratische houding in de praktijk uit te proberen. Tijd voor de socratische houding 2.0.


Verwondering

Ik had het boek net uitgelezen en bevond me in een diepe dagdroom over wat ik zojuist gelezen had, toen mijn telefoon ging. ā€˜Papa’ verscheen op het scherm. Het was alsof hij aanvoelde dat zijn dochter weer eens op een meta wolk aan het zweven was en met beide benen op de grond gezet moest worden. ā€˜Ha! Kom maar op!’ dacht ik. Tijd om de socratische houding 2.0 gelijk uit te proberen.


Een kwartier later zat ik beduusd voor me uit te staren. Het gesprek was dramatisch verlopen. Ongeduldig en enthousiast als ik was probeerde ik bij elk waardeoordeel van mijn vaders kant te reageren vanuit ā€˜verwondering’. Maar in plaats van dat deze houding het gesprek naar ongekende hoogtes bracht, begon ik geforceerd onverwachte vragen te stellen: ā€˜Waarom denk je dat? Hoe ervaar jij dat? Wat bedoel je daar echt mee?’. Inclusief overdreven intonatie. Als hij niet beter had geweten, zou hij gedacht kunnen hebben dat ik een hersenschudding had. Mijn poging om actief verwondering te integreren in het gesprek draaide uit op een onnatuurlijke, lompe ondervraging.


Ik zie ā€˜verwondering’ als een van de belangrijkste aspecten van een filosofische houding en een bijzondere manier om naar het leven zelf te kijken. Het stelt ons in staat om uit onze eigen denkpatronen te stappen en een nieuwe waarde toe te schrijven aan zaken die op het eerste oog vanzelfsprekend lijken. Ik denk dat verwondering voornamelijk een houding is die je na verloop van tijd ontwikkelt, een houding waar je weliswaar bewust voor kan kiezen om deze te ontwikkelen, maar geen houding die je zomaar ā€˜aan’ of ā€˜uit’ kan zetten. Doe je dat wel, dan loop je het risico op geforceerde (telefoon)gesprekken.


Toestemming

Een week later probeerde ik het nog eens. Dit keer wilde ik een belangrijke tip van Wiss toepassen: vraag je gesprekspartner om toestemming. Socrates vroeg zijn gesprekspartners altijd of ze bereid waren om het gesprek met hem aan te gaan om zeker te zijn dat men allebei op zoek was naar kennis en om te voorkomen dat de ander zich persoonlijk aangevallen zou voelen. Ik stel me dan ook voor dat menig inwoner van Athene, nadat het al te laat was en de fundamenten al onder zijn of haar voeten waren weggeslagen door de vlijmscherpe observaties en vragen van Socrates, liever ā€˜nee’ had gezegd op zijn uitnodiging. Ondanks mijn oprechte medeleven, zou deze tip wel eens de sleutel kunnen zijn om onnodige vijandigheid uit de weg te gaan. Het stellen van de simpele vraag: ā€˜Zullen we dit samen onderzoeken?’ kan al voldoende zijn om vast te stellen of jullie allebei bereid zijn om te beginnen aan de zoektocht naar kennis, aldus Wiss.


De tip bleek een groot succes. Mijn poging tot een verdiepend gesprek een week eerder was vooral een tsunami aan vragen te noemen waarmee ik een spoor van vernieling achter me liet. Nu leek een simpele uitnodiging de juiste manier te zijn om de toon te zetten van het gesprek. Mijn vader voelde zich niet aangevallen, hij maakte zich niet druk over een mogelijke hersenschudding bij zijn dochter en het idee dat we begonnen aan een gezamenlijk ā€˜onderzoek’ naar meer inzicht had een positieve uitwerking op de sfeer. We konden allebei beter afstand nemen van onszelf, alsof we in dienst stonden van de vraag die we wilden onderzoeken. Ik hoefde me daarnaast niet meer druk te maken om ā€˜verwondering’ actief te implementeren, zodra ik gewoon mijn eigen nieuwsgierigheid en verwondering volgde zonder daar al te veel over na te denken, ging het goed.


Diezelfde week probeerde ik de tip om toestemming te vragen opnieuw uit bij een vriendin. Voorafgaand aan het gesprek vroeg ik om toestemming en samen probeerden we vast te stellen wat ons doel was. Ook deze keer had het een positief effect als gevolg: een razend interessant, vier uur durend gesprek waar ik nog vaak aan terug moet denken.

Was het vragen van toestemming en het vastleggen van een gezamenlijk doel dan de succesformule voor verdiepende gesprekken? Was ik vanaf nu in staat om echt met de hele wereld in gesprek te gaan? Helaas niet. Ondanks het succes bij mijn vader en vriendin bleek het geen feilloze methode. In gesprek met mijn collega had het vragen van toestemming geen enkel effect omdat deze na een aantal minuten alsnog verontwaardigd en defensief reageerde op een kritische vraag. Bij weer een andere collega bereikte ik dat punt niet eens omdat de vraag om toestemming simpelweg beantwoord werd met: ā€˜Ik hou daar niet van, kunnen we niet gewoon normaal praten?’ Toch bracht deze teleurstelling me bij een andere belangrijke les over de socratische houding: het accepteren van frustratie.


Acceptatie

In haar boek benadrukt Wiss dat we de frustratie die opkomt tijdens het voeren van een gesprek vanuit de socratische houding, zullen moeten verdragen. Ongeacht of de frustratie zich voordoet bij jezelf of bij de ander. Frustratie vertelt ons namelijk iets belangrijks: de ā€˜denkspieren’, zoals Wiss het noemt, worden opgerekt, er verschuift zich iets in het denken en in het zijn. Volgens Wiss is het onze taak als filosofen om uit te zoeken waar jijzelf of de ander ā€˜vast zit’ in het denken, om vervolgens jezelf of de ander weer ā€˜los te denken’. In het gesprek met mijn collega’s zou dat betekenen dat ik had moeten inspelen op de frustratie van mijn gesprekspartners en had moeten doorvragen naar de oorzaak van de frustratie.


Ik herken mezelf in Wiss’ woorden en ik begrijp haar doel. De frustratie staat vaak in de weg om tot een geslaagd gesprek te komen. ā€˜Accepteer de frustratie maar geef vooral niet op!’ Zo dacht ik aan het begin van deze zoektocht ook over een geslaagd gesprek. Ik schreef dat ik er in wilde geloven dat het mogelijk was om met ieder mens een geslaagd gesprek te kunnen voeren. ā€˜Geslaagd’, dat stond voor mij voor ā€˜verdiepend’ en ā€˜inspirerend’. Het oefenen met de socratische houding heeft me echter doen twijfelen aan deze instelling. Wanneer ik mezelf nu opnieuw de vraag zou stellen wat ik onder ā€˜geslaagd’ versta, dan zou ik niet op dezelfde manier antwoorden.


Geslaagd 2.0

Een geslaagd gesprek hoeft wellicht niet uitsluitend gedefinieerd te worden door het eindresultaat. Natuurlijk wens ik nog steeds veel verdiepende en inspirerende gesprekken te kunnen voeren zo lang ik dat kan. Maar als ik ā€˜geslaagd’ aan het ontleden ben, zie ik nu dat het vooral draait om het beginnen. Een geslaagd gesprek is het begonnen gesprek. Op het moment dat ik ervoor kies om de socratische houding te gebruiken, het gesprek aan ga, het gewoon doe, zonder mezelf tegen te laten houden door de angsten, dan verliest het doel dat ik nastreef haar verblindende aanzien. En daarmee verdwijnt de angst om te beginnen. De angst om te falen wordt kleiner wanneer het doel niet meer zo verschrikkelijk groot is. Wanneer een gesprek kan vertrekken vanuit een staat van verwondering en ik met de ander kan besluiten om aan een gezamenlijke zoektocht naar kennis te beginnen, dan is het al geslaagd, ongeacht de uitkomst.


Dit nieuwe perspectief met betrekking tot mijn doel om met iedereen een geslaagd gesprek te kunnen voeren dwingt me om op een andere manier naar het gesprek met mijn oma te kijken. Ik hoef niet met de hele wereld inspirerende en verdiepende gesprekken te kunnen voeren, dat is onmogelijk. Das Leben ist kein Ponyhof. Maar ik zou altijd de sprong moeten durven wagen om het gesprek te beginnen, voorbij aan de angsten. Neem die vierde gevulde koek. Stel je vragen.


Opmerkingen


Rianne Denissen

  • Instagram
  • LinkedIn
bottom of page